European Deaf Media Association: Een antwoord op de economische uitdagingen van doofgeleide mediaorganisaties?

Op 30 maart 2025 vond in Parijs de eerste Algemene Vergadering plaats van de European Deaf Media Association (EDMA). Acht doofgeleide organisaties en twee individuele leden waren hierbij aanwezig. Deze vereniging werd onlangs opgericht als onderdeel van het project “Deaf Journalism Europe”, dat werd uitgevoerd door zes doofgeleide mediaorganisaties verspreid over Europa. Een van de doelen van de EDMA is het beschermen en bevorderen van de rechten, werkomstandigheden en professionele belangen van dove mediaprofessionals in Europa, en het ondersteunen van hun opleiding en loopbaanontwikkeling. Maar was een organisatie op Europees niveau echt noodzakelijk – en kan zij daadwerkelijk de meest voorkomende uitdagingen aanpakken waar doofgeleide mediaorganisaties mee kampen?

 

Dankzij het Deaf Journalism Europe-project konden zes doofgeleide mediaorganisaties nieuwsvoorziening aanbieden in hun nationale gebarentalen, samenwerken aan grensoverschrijdende artikelen, en verslag doen van internationale evenementen. Nu het tweejarige project ten einde is, hebben de meeste van deze organisaties echter moeite om structurele financiering te vinden om hun dienstverlening voort te zetten.

 

Dat is opvallend, zeker gezien de huidige maatschappelijke focus op inclusie. Toch zijn het nog altijd publieke omroepen die als enigen exclusieve toegang krijgen tot overheidsfinanciering voor nieuwsvoorziening in nationale gebarentalen – doorgaans uitgevoerd door horende gebarentolken. Daardoor zijn doofgeleide mediaorganisaties genoodzaakt om alternatieve inkomstenbronnen te zoeken om de continuïteit van hun nieuwsvoorziening te waarborgen.

 

Onvoldoende betrokkenheid en vertrouwen vanuit dovengemeenschappen?

 

De Franse partner in het project, Médiapi, werkt sinds 2018 met een abonnementsmodel waarbij kijkers moeten betalen om toegang te krijgen tot hun nieuwsitems. Uit enquêtes in het kader van het DJE-project blijkt echter dat dove kijkers en volgers niet altijd bereid zijn om financieel bij te dragen aan nieuwsvoorziening in gebarentaal. “Misschien heeft het te maken met hoe mensen een doofgeleide mediabedrijf zien – hoeveel vertrouwen ze hebben in onze capaciteiten en de kwaliteit van onze diensten. Wij merken dat dat vertrouwen nog niet volledig aanwezig is,” zegt Dennis Hoogeveen, CEO van Turkoois, een jonge doofgeleide organisatie in Nederland. “Het heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat doofgeleide journalistiek en media nog relatief nieuw zijn, zeker voor doven die geïnternaliseerde kolonisatie ervaren. In het verleden werden gebarentaalmedia grotendeels door horenden gedomineerd. Het idee van media die volledig vanuit dove normen en waarden wordt gemaakt, is nog lang niet breed erkend. Een mentale omslag in de maatschappij is nodig.”

 

Deze situatie is ook herkenbaar voor Mona Riis, CEO van het meer gevestigde Zweedse doofgeleide mediabedrijf Teckenbro. Zij verklaart dat het starten van een nieuwe onderneming lastig kan zijn door het fenomeen van de ‘krabbentheorie’ – waarbij dove mensen elkaar binnen de gemeenschap bekritiseren wanneer iemand probeert succesvol te worden. “We bestaan nu al 17 jaar en hebben ondertussen meer vertrouwen opgebouwd binnen de gemeenschap. Maar dan ontstaat er weer een nieuw probleem: mensen beginnen om gratis diensten te vragen,” zegt Mona Riis. “Natuurlijk kunnen we kortingen aanbieden als sociaal gebaar, maar alles gratis aanbieden is simpelweg niet vol te houden. We moeten financieel gezond blijven. Er is nog steeds veel verwarring over het verschil tussen een dovenvereniging en een doofgeleide onderneming.”

 

Veel doofgeleide mediaorganisaties hebben te maken met een wijdverspreide verwachting binnen de dovengemeenschap dat nieuws en informatie in gebarentaal gratis beschikbaar moeten zijn. In dit verband wordt het acroniem “D.E.A.F.” – Deaf Expects All Free – soms cynisch gebruikt. Veel doofgeleide bedrijven vrezen dan ook dat een abonnementsmodel binnen de gemeenschap niet haalbaar is. Het Duitse doofgeleide mediabedrijf manua genereert advertentie-inkomsten via sponsorende bedrijven voor haar nieuwswebsite Taubenschlag.

 

“Maar omdat we een klein bedrijf zijn dat opereert in een nichemarkt, kunnen we geen grote bedragen verwachten. Het gaat om kleine bijdragen – niet genoeg om echt te groeien,” legt Benedikt J. Sequeira Gerardo uit, CEO van manua. “We proberen meer adverteerders aan te trekken – maar dan loop je het risico dat je website overspoeld raakt met advertenties. Het is een voortdurende evenwichtsoefening, en dat is echt een uitdaging.”

 

Een keerpunt voor dove journalistiek?

 

Toch zijn de drie dove CEO’s het erover eens dat een organisatie als EDMA op Europees niveau hun (economische) positie kan versterken. Er wordt gedacht aan samenwerkingen met de European Broadcasting Union (EBU), de European Union of the Deaf (EUD), de European Union of the Deaf Youth (EUDY) en andere Europese organisaties, om gezamenlijk te lobbyen voor gebarentaalmedia. “Door samenwerking kunnen we sneller vooruitgang boeken – bijvoorbeeld in het lobbyen voor toegankelijke media, of in het opstellen van videostandaarden voor gebarentaalcontent. EDMA kan een expertisecentrum worden, omdat wij nauw verbonden zijn met de noden van onze dovengemeenschappen,” aldus Mona Riis.

 

“Ik denk ook dat EDMA een waardevol platform is om inspiratie op te doen bij andere organisaties. We kunnen van elkaars aanpak leren. Dove leiders kunnen hun managementervaringen uitwisselen en elkaar als rolmodel dienen,” zegt Benedikt J. Sequeira Gerardo. Echter, samenwerking tussen Europese landen brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Niet elk land beschikt over dezelfde middelen. Opvallend is dat de enige EDMA-leden uit Zuid-Europa allebei zijn aangesloten bij grotere dovenorganisaties. Zo is ISTv in Italië verbonden aan de dovenschool Istituto dei Sordi di Torino. Volgens medewerker Gianluca Grioli is dat de reden waarom zij momenteel geen grote financiële problemen ervaren – ze maken immers deel uit van een organisatie met structurele overheidssubsidie. “Maar we streven wel naar meer zelfstandigheid, en dat blijkt lastig,” zegt Grioli.

 

“Wat ik merk in Europa is dat organisaties in noordelijke landen zich economisch sneller en sterker ontwikkelen dan in zuidelijke landen, waar men vaak nog een traditionelere aanpak hanteert,” vertelt Esther Viñas Oliveró van FESOCA (La Federació de Persones Sordes de Catalunya), die nieuwsvoorziening in de Catalaanse Gebarentaal aanbiedt. “Zelfs binnen EDMA merk ik dat het noorden sterker vertegenwoordigd is dan het zuiden. Hopelijk verandert dat in de toekomst. Maar op dit moment voel ik het verschil in de gesprekken. Soms herkennen we ons niet in hun benadering en haken we af. We moeten samen naar een middenweg toewerken.”

 

Dit is ook de reden waarom Esther zich kandidaat stelde voor het EDMA-bestuur – om vertegenwoordiging vanuit zuidelijke landen te garanderen. “Bovendien vind ik het belangrijk dat dove vrouwen in de mediasector vertegenwoordigd zijn op bestuursniveau,” voegt ze eraan toe.

 

Gebrek aan dove nieuws- en mediawerkers?

 

Gianluca Grioli benadrukt daarnaast dat zijn organisatie moeite heeft om jongeren aan te trekken. Veel jongeren zijn niet bereid om te werken omdat ze dan het risico lopen hun invaliditeitsuitkering te verliezen. “Zo werkt het systeem in Italië, en dat belemmert hen in hun professionele ontwikkeling. Bovendien ontbreekt bij veel dove jongeren de motivatie om mediastudies te volgen,” stelt Grioli bezorgd. “Ik hoop dat we via EDMA kunnen samenwerken aan Erasmus+-projecten om opleidingskansen te creëren voor dove jongeren in media en journalistiek – zodat ze aangemoedigd worden om te gaan werken. Ze hebben rolmodellen nodig, en die ontbreken tot nu toe.”

 

Uit interviews met CEO’s en medewerkers van verschillende doofgeleide mediaorganisaties blijkt dat het vaak lastig is om dove medewerkers te vinden met de juiste opleiding en vaardigheden – zeker binnen de relatief kleine dovengemeenschap. Er zijn bovendien maar weinig doven met een hogere opleiding in journalistiek of media. “Dove journalisten staan vandaag voor grote uitdagingen. Velen komen zonder formele opleiding in het vak terecht en moeten alles leren in de praktijk. Er zijn ook weinig internationale werkmogelijkheden. Dove mensen stuiten vaak op barrières bij reguliere journalistiekopleidingen, ook al hebben ze een enorme drive om informatie te bieden aan hun gemeenschap. Helaas remt het systeem dat af,” zegt Mette Bertelsen, afgestudeerd journalist en werkzaam bij Døvefilm in Denemarken.

 

“Daarom kiezen veel dove journalisten ervoor om bij doofgeleide mediaorganisaties te werken – daar is directe toegankelijkheid via gebarentaal vanzelfsprekend. In reguliere media blijft het moeilijk om werk te vinden, zeker in Denemarken. Hopelijk komt daar verandering in, vooral als we sterker worden via Europese samenwerking.”

 

Tijdens deze eerste Algemene Vergadering van EDMA werd ook het eerste bestuur verkozen. Nu is het afwachten hoe EDMA zal inspelen op de vele uitdagingen en noden van doofgeleide mediaorganisaties in Europa. Als EDMA hierin slaagt, markeert haar oprichting niet alleen een mijlpaal, maar ook het begin van een duurzame toekomst voor journalistiek in gebarentaal in Europa.